Omgevingsvergunning Ripperhotel erdoor gerommeld

In de stadskrant van maart maakt het college van B&W bekend dat ze een omgevingsvergunning heeft verleend om van een kantoorpand in een smal straatje in een rustige woonwijk een boutiquehotel met 21 kamers te maken. Zoals hier al eerder over geschreven is dit een verontrustend plan, dat gepaard gaat met ondeugdelijke adviesvoering en slordig en onhandig ambtelijk optreden. Naast een bedenkelijke omgang met omwonenden, is zo ten onrechte geen advies uitgebracht door de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, zijn logistieke en parkeerproblemen niet onderkend en schort het aan de brandveiligheid.

Opmerkelijk rommelwerk dus. En dat zet zich ook voort in de besluitneming tot afgeven van de vergunning.

Allereerst een kleine politieke innuendo. In de bekendmaking vermeldt ons college: Aanvrager heeft op basis hiervan een plan ontwikkeld voor een hotel, aansluitend op de leerwerkformule van Restaurant de Ripper. Dat is vreemd, want de leerwerkformule geldt alleen voor het Restaurant de Ripper, een bedrijf van een andere exploitant dat naast de formule in behouden blijft. De uitbaters van het hotel mikken op een hoog segment, waarbij de leerwerkformule niet zou passen. Omdat het restaurant straks nu slechts vier avonden open is,  maar straks -met aanpalend hotel- de hele week lang drie maaltijden per dag zou kunnen serveren, zou er weliswaar sprake kunnen zijn van een verruiming van het aanbod van de leerwerkplaatsen. Dit betreft nochtans een aangelegenheid voor de restauranthouder. Om dat nu “aansluitend op de leerwerkformule”  te betitelen, is ronduit misleidend. Deze frase moet gezien worden als een stuk framing om die fracties in de raad te paaien die erg veel waarde aan de leerwerkplaatsen hechten. Waarbij men zich zou kunnen afvragen of de creatie van nieuwe leer-werkplaatsen in de kronkelige overwegingen van B&W wel degelijk afbreuk doet aan de bezwarende zienswijzen van de omwonenden.  Hoe dan ook, waarom dit opnemen? Zeker als het niet terecht is en niet ter zake doet? Is het uit minachting voor de raadsleden en de Haarlemmers dat zij zo dom zijn dat ze denken dat dit dan wel om deze oneigenlijke drogredenen een heel goed plan moet zijn? Of heeft wethouder Van Spijk gesproken met de aanvragers en hier nieuwe informatie te delen?

Ten tweede is het moment van afgeven van de omgevingsvergunning. Dat het al een tijdje in de lucht hing en dat de gemeente hier coûte que coûte op aanstuurde, zoveel was ondertussen wel duidelijk. Maar waarom nu zo op deze manier aansturen op een kansloos geval bij de bestuursrechter? Een andere uitkomst dan dat de bestuursrechter de gemeente terug zal sturen om haar huiswerk opnieuw te maken, is ondenkbaar. Waarom heeft het college van B&W er niet voor gekozen een aantal overduidelijke omissies (zoals brandveiligheid, advies van de ARK en een serieuze reactie op de zienswijzen van omwonenden) te repareren voordat ze de vergunning definitief verleent?

Verder en belangrijker is het proces dat hier gevolgd wordt. Menig belanghebbende en raadslid verkeerde in de veronderstelling dat over deze omgevingsvergunning het laatste nog niet was gezegd. Bij de inhoudelijke bespreking op 5 maart in de Commissie Ontwikkeling waren dit uiteindelijk de slottonen:

  •  Wethouder Van Spijk zal verslag uitbrengen aan het college van wat er is ingebracht door de commissie. Zodra het college een besluit heeft genomen, zal hij de commissie daarover informeren via een brief.
  • De heer Van Driel (CDA) vraagt of er meteen besluitvorming plaatsvindt over de omgevingsvergunning.
  • Wethouder Van Spijk antwoordt dat hij eerst de opmerkingen van de commissie aan het college gaat terugkoppelen. Hij neemt aan dat er meteen daarna een vervolgstap zal worden gezet. De heer Van Driel deelt mee dat, als het college van plan is de vergunning te verlenen zoals deze nu gepresenteerd is, het CDA hierover een motie wil indienen. Hij gaat ervan uit dat dit niet nodig is.
  • De heer Bloem (SP) stelt dat, als de raad geen andere gelegenheid meer heeft om invloed uit te oefenen, dit moet gebeuren via moties. 
  • De heer Garretsen (SP) stelt dat, als het college van plan is deze vergunning te verlenen, de raad van tevoren in de gelegenheid wil worden gesteld om moties in te dienen.
  • De voorzitter stelt dat dit helder is.

In de commissievergadering van  26 maart stond er een brief geagendeerd van wethouder van Spijk. Hierin stond echter nog niets over een besluit van het college. Integendeel, Van Spijk schreef er alleen in dat hij dat nog ging doen. Een wat kleiner punt van bezwaar aangaande een stukje tuin de aanvrager bereid was gevonden mee te werken de wensen van bepaalde raadsleden om er geen terras van te maken:

…Naar aanleiding van de inbreng van verschillende commissieleden over het gebruik van het binnenterrein en de min is het voorstel om dit niet uit te breiden naar de bestemming horeca-4. Hiertoe heeft overleg met de aanvrager en beoogd exploitant plaatsgevonden. Zij kunnen hiermee instemmen. Deze wijziging wordt doorgevoerd in de vergunningsaanvraag.

Het schrappen van het terras was voor dhr. van Driel van de CDA-fractie allicht afdoende om een aangekondigde motie inzake de Ripperdastraat te laten vervallen in de raadsvergadering van 12 maart.

Misschien dacht Van Spijk dat hij hiermee voldoende draagvlak had gecreëerd; het college van B&W drukte op 24 maart de besluitvorming er door. Van Spijk hield weliswaar woord met betrekking tot de brief. De mogelijkheid om van tevoren moties in te dienen; die lapt het college van B&W echter aan de laars. Zou het college denken dat de raad genoegen neemt met een merkwaardig stukje repliek waaruit blijkt dat Van Spijk en zijn ambtenaren niet bepaald de moeite hebben genomen zich te verdiepen in wat hier echt allemaal speelt?

1. Advisering door de ARK. Het pamflet meldt: De secretaris van de ARK heeft in overleg met gemeentelijke architectuurhistorici positief geoordeeld over de aanvraag. Dat de secretaris een intake heeft gedaan is goed, maar dat laat onverlet dat qua grootschaligheid en gevoeligheid hier verder naar gekeken had moeten worden door de ARK. Of  de zaak is aan de secretaris niet goed voorgesteld, of deze heeft zich er onvoldoende in verdiept. Volgens geldend beleid en zeker ook gezien de aard van de ontwikkelingen, had de ARK hier naar moeten kijken. Omdat het uiterlijk om mineure wijzigingen gaat volstaat een toetsing via de secretaris van de ARK. Een rare drogredenering. Ten eerste, om het pand brandveilig te krijgen moet het interieur flink op de schop. Wil de ARK daar niet naar kijken? De historische, architectonische waarde van een pand gaat toch wel verder dan alleen een raamkozijn? Ten tweede: als de ARK gewoon acteert als de oude welstandscommissie dan is de implementatie van het proces omtrent het verlenen van omgevingsvergunningen faliekant mislukt! Een serieuze ARK dient naar meer te kijken dan de architectonische waarde van een pand. Dit is een gebruikelijke procedure voor gelijksoortige kleinere wijzigingen.  Zeer ernstig; als de gevel in tact blijft, kunt u in Haarlem van een woonhuis een nachtclub maken zonder dat de ARK er om maalt.

2. Parkeerprobleem.  Er wordt vastgehouden aan een rekensommetje. De parkeernormen zijn opgenomen in de Haarlemse Bouwverordening. Het bouwplan is daaraan getoetst en voldoet daaraan. Volgens een raar soort ambtenarenlogica is het parkeren bij een hotel dat zeven dagen per week open is, hetzelfde als bij een kantoor dat tijdens werkdagen en werktijden open is. Afgezien van de vraag of het sommetje hier wel klopt; er moet natuurlijk niet alleen gekeken worden naar een gemiddelde parkeerbelasting in aantallen auto’s, maar vooral ook naar parkeergedrag; gemeente moet een parkeerbalans van het gebied opmaken. Even een extreem voorbeeld. Dat bij een voetbalstadion over het jaar genomen elke dag gemiddeld 20 auto’s staan, zegt niets over de problemen die je krijgt bij thuiswedstrijden als je daarop het aantal beschikbare parkeerplaatsen plant.

3. Leerwerktraject. De exploitant van het beoogde hotel ziet mogelijkheden voor uitbreiding van de huidige leerwerkplekken in het restaurant. Ja, een willekeurig buitenstaander ziet die ook. Alleen gaat een buitenstaander er net zo min over als de exploitant van het hotel. Het betreft een aangelegenheid van de exploitant van het restaurant… Dit aandachtspunt is niet van belang voor het voorliggende besluit: de ruimtelijke inpasbaarheid van een hotel op deze locatie. Een zeer terechte opmerking, des te meer verwondering wekt de onterechte en valse vermelding in de publicatie in de stadskrant.

4. Binnenterrein. Afgesproken is dat het binnenterrein en de tuin uit de aanvraag worden verwijderd en niet wordt uitgebreid naar horeca-4... Maar wat zijn de rechten van omwonenden als er toch mensen staan te roken? Als er kratten en fusten worden geparkeerd? Als er een vervolgaanvraag komt voor uitbreiding? Als het toch een terras komt en er wordt niet gehandhaafd? Wordt het dan weer zo’n geval van stuitende en onbegrijpelijke ambtelijke nalatigheid zoals bij eetcafé Ark? 

5. Behoefte aan extra hotelruimte ontbreekt. Dit discussiepunt komt niet overeen met het door de gemeenteraad vastgestelde Hotelbeleid. Kortom, recente marktanalyses van gerenommeerde partijen veronachtzamen we als die niet overeenstemmen met een beleidsstuk dat een ambtenaar van de gemeente Haarlem in 2010 heeft opgesteld? Dit punt zou trouwens de ondernemer zich vooral zelf moeten aantrekken. Geen hotelervaring, geen deugdelijk marktonderzoek en dan een boutique-hotel in een klein en rustig woonstraatje? De gemeente moet uitkijken dat ze geen claim van de ondernemer aan de broek krijgen als het gewenste bezoekers aantal uitblijft. Kan de ondernemer rechten ontlenen aan het koffiedikkijkers hotelbeleid van de gemeente?

6. Procedurele aandachtspunten. Het besluit wordt alsnog in de Staatscourant gepubliceerd. En het pamflet gaat nog in op de zienswijzen van omwonenden. Het college is daarbij van mening dat het, gelet op het standpunt van het College Bescherming Persoonsgegevens, ook niet gerechtigd is om persoonsgegevens via internet openbaar te maken. Dit is een opmerkelijk punt, omdat de discussie over het anonimiseren niet zozeer werd ingegeven door de behoefte van de raadsleden om namen te weten; de discussie ging meer over de herleidbaarheid van de reactie van de gemeenteambtenaren op de zienswijzen. De reactie is namelijk erg oppervlakkig en er gaat in ieder geval inhoudelijk voorbij aan een aantal specifiek genoemde bezwaren. Zie ook punt 7.

7.En… wat er niet staat.  Er wordt geen enkele reactie gegeven op de logistieke bewegingen die zich rond een hotel voordoen en die de nodige geluids- en verkeershinder met zich mee zullen brengen. Er wordt niet gereageerd op de situatie rond de brandveiligheid. Er wordt niets gezegd over de voorgenomen caféfunctie.  Er wordt niets gezegd over het gebruik van de steeg aan de Ripperdastraat. Zou de gemeente zich beseffen dat hier zich gewoon woonhuizen bevinden die straks zijn ingeklemd tussen de rokende gasten, personeelsleden en logistieke bewegingen? Is überhaupt een ambtenaar wel eens ter plekke geweest om de bezwaren van de omwonenden te horen en de situatie te aanschouwen? En hoe gaan we hier om met planschade?

Gaan de raadsleden hier nog wat mee doen? Komt er alsnog een motie?

===================================

Naschrift 9 april: vanavond staat de omgevingsvergunning weer op de agenda van de commissie Ontwikkeling.

Het ligt niet in de lijn der verwachting dat wethouder Van Spijk veel lof gaat oogsten voor zijn handelswijze. Mogelijk dat enkele raadsleden de tekst van het eerdere besluit van B&W van 9 december 2014 nog weten te herinneren:

Het college besluit de aangevraagde omgevingsvergunning te verlenen met toepassing van artikel 3.10, eerste lid, sub b en artikel 2.12, eerste lid sub a, onder 3° Wabo, onder voorbehoud van een positief advies van de commissie Ontwikkeling.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

veertien − negen =