Over de nieuwsjaarstoespraak van de burgemeester

In zijn nieuwjaarstoespraak ging Burgemeester Schneiders in op “integriteit”. Zijn cryptisch relaas was niet makkelijk te volgen. Wat zei hij eigenlijk?

Hij had ook niets over integriteit kunnen zeggen, want waarom deze serieuze en moeilijk te begrijpen uitweiding? Voelde hij – schuldbewust?- de behoefte om de burgers van Haarlem om begrip te vragen over zijn worsteling met integriteit?  Kwam het omdat er nogal wat aan te merken viel op hoe  hij zijn voorzittersrol van het college van B&W had opgevat bij de opschudding die oud-wethouder Cassee had veroorzaakt? Was het een poging uit te leggen waarom hij zo lang elk onderzoek inzake integriteit van de oud-wethouder had geweigerd?

“Dames en heren, we kunnen vaststellen dat integriteit nu een belangrijk issue is in de Haarlemse politiek. Helaas komt het steeds vaker voor dat de integriteit van bestuurders en ook die van ambtenaren ter discussie wordt gesteld. Maar laten we er blij om zijn dat er in Haarlem naar mijn weten nooit objectieve integriteitsschendingen van bestuurders zijn voorgekomen en dat moeten we vooral zo houden.”

Vreemd hierbij is dat hij een aantal feitelijk geconstateerde en voor iedereen te verifiëren integriteitsschendingen van oud wethouder Cassee, waaronder bijvoorbeeld -om een hele harde te noemen- de verzwegen nevenfuncties, hier kennelijk duidt als “subjectieve” integriteitsschendingen. Hoe hard moeten de bewijzen om je oren vliegen alvorens je wil toegeven dat er sprake is van objectieve integriteitsschendingen? Hoe maak je een integriteitsschending objectief? En hoe objectief moet ie zijn? Is er een veroordeling van de rechter voor nodig? En wat is de rol van het college van B&W in het objectief maken van integriteitsschendingen?  Of wat zou die moeten zijn? De burgemeester lijkt de weg van de minste weerstand te kiezen en te zeggen:  beschuldigingen die enigszins subjectief te noemen zijn, negeren we!

De Burgemeester vervolgt: “Natuurlijk niet als er iemand met z’n vingers in de kas zit of bijvoorbeeld oneigenlijk gebruik maakt van gemeentelijke voorzieningen. Dan is het voor iedereen duidelijk. Maar heel vaak is  er sprake van een grijs gebied. De een vindt iets niet integer terwijl de ander vindt dat het gewoon moet kunnen. In zo’n situatie kan de burgemeester in een pijnlijke spagaat terechtkomen. Want de burgemeester is natuurlijk eerst en vooral voorzitter van het college. Vanuit die positie zal de burgemeester een grote loyaliteit met de wethouders aan de dag leggen. Dus als de aanval op een wethouder wordt geopend zal de burgemeester de natuurlijke neiging hebben om loyaal te zijn aan de wethouder en hem of haar te steunen. Zeker als de andere wethouders dat ook doen.  Aan de andere kant zal de burgemeester afstand moeten houden en objectief moeten blijven vanuit zijn toezichthoudende rol.”

Opmerkelijk. De burgemeester legt dus uit dat hij bij voorbaat partij kiest voor zijn wethouders indien er zich integriteitsschendingen voordoen. In de tweede plaats komt zijn toezichthoudende rol die objectiviteit vereist. Wat betekent deze objectiviteit dan nog?

Als de integriteitsschendingen enige mate van subjectiviteit hebben, dan is het makkelijk; in eerste plaats zal de burgemeester dan dus luisteren naar de mening van zijn wethouders. Daarmee verklaart de burgemeester politiek belang of -misschien bedoelt hij wel- het belang van bestuurbaarheid van Haarlem, boven het verder maken van de afweging of iets dan wel of niet integer is. Hiervan getuigt ook de onwil om onderzoek door derden te laten plaatsvinden inzake bijvoorbeeld het rommelige en verzwegen verleden van wethouder Cassee alsmede andere punten waarbij de voormalig wethouder zijn informatieplicht schond en niet naliet de schijn van belangen verstrengeling over zich af te roepen. Terwijl volgens de geldende nota integriteit van de gemeente Haarlem het bijvoorbeeld ook al bij het gewenste integriteitsgedrag behoort dat alle schijn van belangenverstrengeling vermeden moet worden.

De burgemeester legt het nog even verder uit: “Dat is lastig. Want als je te loyaal bent dan ben je niet meer objectief. En als je te objectief bent dan ben je al snel niet meer loyaal. De kans dat een burgemeester het dan goed doet is niet zo heel groot. Het wordt dansen op het slappe koord of in het ergste geval een kwestie van dansen op de vulkaan. Een lastig dilemma waarvan ik hoop en verwacht dat het zich niet voor zal doen.”

Loyaliteit weegt de burgemeester dus op tegen objectiviteit, een begrip waarmee hij zijn bezinning op integriteit opende en waaronder hij categorisch het soort zaken plaatst als een greep in de kas. Voor al het overige, is de burgemeester loyaal en dus “minder” objectief. En objectiviteit is  klaarblijkelijk dus een eigenschap van integriteitsschendingen waar je als gemeentebestuur niet gelukkig van wordt. Kortom; als je met z’n allen afspreekt de ogen te sluiten, is er niets aan de hand.

Is dit een verkeerde interpretatie van zijn woorden? Maar wat bedoelde hij dan wel? Duidelijk is dit: voor mensen waarvoor een “beetje integer” bestaat, vormt zich een lastig dilemma als de grens getrokken moet worden ten nadele van bevriende collega’s.  Een dilemma waar op “Haarlems Zwartboek” nog wel meer over geschreven gaat worden.